Niets zo heerlijk als een tijdje ergens anoniem verkeren. Nee, niet zonder naam. Ik stel mezelf waar nodig keurig voor het ‘Ada’. Dat kan prima, onze Duitse Vermieter geeft me een ferme hand en doet hetzelfde: ‘Uta.’ We kennen elkaars voornamen al, ik heb met haar gemaild. En zij kent ook mijn achternaam, maar een Bad Driburger zal vermoedelijk geen link leggen naar mijn werkzame leven. En dat vind ik heel fijn.
Zondags rijden we naar de Mennonieten Brudergemeinde van Brakel. We zijn ruim op tijd – of eigenlijk veel te vroeg, Google heeft ons bedrogen als het om de aanvangstijd van de kerkdienst gaat. Geen probleem, een vriendelijke oudere man vindt het heerlijk om ons rond te leiden in het Bethaus. Hij spreekt ook Plautdietsch, dus als we langzaam Nederlands praten, kan hij ons wel verstaan, denkt hij. Als hij een stukje uit onze Nederlandse Bijbel probeert te lezen, geeft hij het echter algauw op. Te moeilijk. Voor hem ben ik ook Ada, en meer niet.
Heerlijk anoniem zit ik vervolgens tussen de vrouwen en kinderen van de gemeente – hier zitten mannen en vrouwen gescheiden, hoewel vaders zich ook weleens over hun kleine dochters ontfermen. Ik lees mee, luister, zing, bid mee en zeg ‘amen’ als de gemeente ‘amen’ zegt. Aan mijn rechterzijde zit een Oekraïense zuster, aan mijn linkerkant een Duitse. Zij fluistert de nummers van de te zingen liederen in het Russisch en als ze ook maar enigszins denkt dat ik het niet goed verstaan heb, toont ze mij het nummer in haar eigen Duitse liedboek. Ik voel me thuis, twee diensten lang.
Doordeweeks bezoeken we nogmaals de gemeente. Nu voor de Bibelstunde. Er zijn gasten uit Mexico, oudere mennonieten die in hun gemeente Plautdietsch spreken en waarvan er velen ook nog de gewone Duitse taal machtig zijn. Ze zitten al even anoniem als ik tussen de anderen. Dan opeens valt mijn oog op een boek dat een van de Mexicaanse dames in de bank heeft liggen. Blauw, bepaald formaat, is dat…? Ze stopt het na de dienst in haar tas en dan weet ik het zeker: het is mijn Bijbels dagboekje Zelfs vindt de mus, dat een aantal jaren geleden in het Duits vertaald is en in een groot aantal Russisch-Duitse gemeenten verkocht wordt. Dit dagboekje gaat nu dus mee naar Mexico.
Het ontroert me, en even kan ik niet verder zingen.
‘Heb je niet verteld dat jij dat boek geschreven hebt?’ vraagt na de vakantie iemand. Nee, dat heb ik niet. Het gaat niet om de auteur, maar om de inhoud. En het is heerlijk om gewoon Ada te zijn, vrouw zoals zij, oma zoals zij. En bovenal christen zoals zij.